Lieve Yvonne, kinderen en kleinkinderen,
Ik wil graag iets vertellen over de 14 jaar dat ik nauw met Bareld mocht samenwerken in het AMC.
Hij begon daar in 1985, aangesteld als hoofd van de nieuw te vormen afdeling revalidatie. Een paar maanden later mocht ik me, net klaar met de opleiding, bij hem voegen.
Er waren toen veel oefentherapeuten in dienst, die moesten worden “losgeweekt” van “hun” medisch specialisten, waarbij die medisch specialisten ook tegensputterden dat hen zeggenschap over “hun” therapeuten werd ontnomen. Daarnaast was het AMC net ontstaan uit de fusie tussen WG en BG. Het territoriumstrijdperk spreekt voor zich.
De afdeling, met de fysiotherapeuten, oefentherapeuten Mensendieck, de “klopgroep” voor de longtherapie, en de assistenten fysiotherapie, werd toen fantastisch bijeengehouden door Ank de Liefde, als algemeen arts.
Maar om een volwaardige afdeling revalidatie te zijn, moet er multidisciplinair worden gewerkt, met meerdere paramedische disciplines, waarvoor echter geen extra formatie beschikbaar was. Dus naast de al bestaande territoriumstrijden, moest formatie oefentherapie worden ingeleverd ten behoeve van ergotherapie en maatschappelijk werk. Jullie snappen: geen eenvoudige situatie.
Maar Bareld zag dat wel zitten, en heeft dat ook zo voortvarend aangepakt dat we binnen 2 jaar onze eerste arts assistent revalidatiegeneeskunde konden aannemen (Rutger Dahmen), en weer 2 jaar later kon dat worden omgezet in een opleidingsplaats. Ongelooflijk snel!
Het managen van zo’n multidisciplinaire afdeling wilde hij natuurlijk niet alleen doen. Daarvoor formeerde hij al snel het Management Team, waarin de verschillende leden ieder hun eigen werkterrein met bijbehorende verantwoordelijkheden kreeg. En dat kenmerkte Bareld: hij gaf de mensen waar hij mee werkte de gelegenheid zich te ontwikkelen, ideeën aan te dragen, en gaf hen ook het vertrouwen dat ze dat goed konden uitvoeren.
Naast het opzetten van een goed functionerend behandelteam keek hij ook verder dan de toen heersende opvattingen rond het vak revalidatiegeneeskunde. Het nog jonge vak had als ijkpunt het behandelen van de gevolgen van aandoeningen en hiervoor een onderverdeling ontwikkeld in functiestoornis, functionaliteitsdefect, en handicap. Dat gaf ook een goed handvat bij de behandeling. Maar Bareld vond het toch een te beperkte benadering.
Tijdens een overleg in de 90-er jaren met de Raad van Bestuur van het AMC vertelde hij hier iets over. Hij zei dat hij veel meer voelde voor het begrip participatie, dat mensen met een niet te genezen aandoening beperkt worden in hun participatie in de maatschappij, en dat we daar meer oog voor moeten hebben. (90-er jaren!) De Raad van Bestuur was hier totaal niet in geïnteresseerd, en adviseerde Bareld zich liever te houden aan de structuur zoals die op dat moment werd gehanteerd, en niet met zoiets nieuws en vaags te komen…..
Maar: Bareld ging er natuurlijk toch verder mee, en zocht een manier om die problemen qua participatie in beeld te brengen. Dit heeft geresulteerd in een heel mooi meetinstrument: de IPA, wat staat voor Impact on Participation and Autonomy. Het bleek een zeer bruikbaar en betrouwbaar meetinstrument, waarop ergotherapeut Mieke Cardol in 2001 ook is gepromoveerd. En tegenwoordig zijn begrippen als participatie en autonomie niet meer weg te denken.
Ook maakte hij al snel een start met wetenschappelijk onderzoek als ondersteuning van veranderingen in de behandeling. Bv wat betreft longtherapie, kreeg Rutger Dahmen opdracht om eerst uit te zoeken in de literatuur wat hierover bekend en bewezen was. En dat werd het uitgangspunt voor veranderingen.
Wat betreft wetenschappelijk onderzoek liep de revalidatiegeneeskunde in Nederland ver achter bij andere medisch specialismen. Ook daarin heeft hij vernieuwing geïnitieerd. Waar zich een situatie hiertoe voordeed, greep hij die aan. Bv na de polio-uitbraak van 1992, stimuleerde hij toenmalige arts-assistent Frans Nollet om hier in te duiken. Die deed dat overigens fantastisch. Het heeft geleid tot een uitgebreide onderzoekslijn, samen met de afdeling neurologie met Marianne Visser, en tot het huidige postpolio-expertisecentrum in het Amsterdamse UMC.
Ook de paramedici stimuleerde hij tot een wetenschappelijke verantwoorde manier van onderzoek en behandeling. Dat was in die tijd nog helemaal niet gewoon. Hij stelde hiervoor een onderzoekscoördinator aan, Wim Brandsma. Later werd Anita Beelen een vaste kracht als onderzoekscoördinator van de artsen en paramedici. Anita kreeg trouwens ook de opdracht om te bekijken hoe het onderzoek van AMC en VUMC kon worden geïntegreerd, om de onnodige territoriumstrijd op dat gebied te kunnen beëindigen. Ook al vooruitziend, gezien de latere fusie tussen beide Amsterdamse academische ziekenhuizen.
Het onderzoek was altijd geïnitieerd vanuit een klinische vraagstelling. Zo had Bareld al in de 80-er jaren sterk gepleit voor een verplicht consult revalidatiearts bij langduriger IC-verbl