Bij het ouder worden hoort voor mij ook het op zoek gaan naar het verleden. En daar maakt Ditter onmiskenbaar deel van uit, ofschoon we elkaar al decennialang gezien noch gesproken hebben. Toen ik onlangs zijn naam op Google intoetste om te zien of er iets over hem te vinden was, waar wellicht een hernieuwd contact uit zou kunnen voortkomen, verscheen zijn overlijdensadvertentie en keek hij mij recht aan. Met dezelfde blik als zoveel jaren geleden. Ofschoon hij op die foto ouder geworden was, dat wel natuurlijk, herkende ik toch direct zijn jongensachtige, charmante en licht ironische gezichtsuitdrukking. Het maakte me stil en weemoedig.
Ik leerde Ditter kennen op het Aloysius College in Den Haag. Al vrij snel ontstond er een vriendschap, die gekenmerkt werd door veel praten, discussies ook, eindeloos soms, maar we waren aan elkaar gewaagd. Ook was er het avontuur dat lonkte, we waren immers rond de 17 en de tijdgeest in de tweede helft van de zestiger jaren was er naar om veel te ontdekken. Ditter bewoog zich met natuurlijke souplesse, zowel letterlijk als figuurlijk, door het leven. Veel leek hem gemakkelijk af te gaan en met zijn gulle lach manoeuvreerde hij zich behendig door schoolse en aanverwante zaken.
Maar in de beslotenheid van zijn kamer op de 2e verdieping van dat grote huis aan de Haagse Pompstationsweg, was er soms ook een andere kant van Ditter te zien en ervaren. Dan vertelde hij, mondjesmaat, over de dingen die hem bezig hielden of zorgen baarden. Maar als je daar te veel op inging, kon hij het ook zó weer welletjes vinden. Dus luisterde ik vooral. Een rolverdeling die ons overigens beiden goed paste. Het was voor mij eigenlijk altijd een feestje om bij hem thuis te zijn. Het was daar zo anders dan dat ik kende. Ditter vond overigens wel dat ik dat niet moest idealiseren en roemde de gezellige sfeer bij mij thuis en de pannenkoeken van mijn moeder. Zo zie je maar.
Kortom, ik bewaar dierbare herinneringen aan Ditter en ook aan zijn familie, die ik veel sterkte wens met dit verlies. Ik vind het jammer dat ik hem niet nog eens heb kunnen spreken of ontmoeten. Wellicht dat er in een andere epoque ’n herkansing komt.
Derk Redeker