Mijnheertje Peertje Japio noemde Jaap zichzelf. Hij is de jongste broer van mijn vader, en mijn eerste herinneringen zijn uit de tijd dat Jaap studeerde en woonde in Amsterdam. Op het Minervaplein, waar ik toen met mijn ouders en zus Corien woonden, kwam hij op visite. Ik was jong en wat onbesuisd, maar dat vond Jaap geen probleem. Ik zat bij hem op schoot, en trok aan zijn wat rossige bakkebaarden en baardje. De grap was dat we deden alsof ik zijn baardharen langer kon maken, want het haar zat gewoon al klaar in zijn wangen. Ik mocht het helpen eruit te halen. Wat later herinner ik me dat we op zijn kamer waren terwijl hij weg was. Misschien zorgden mijn ouders voor zijn planten of iets, maar dat weet ik niet meer. Corien en ik kwamen op het idee om overal briefjes voor hem neer te leggen, zodat hij overal grappige tekstjes vond op onverwachte plekken. Hij was een oom bij wie je grapjes kon uithalen en die daar zelf graag aan meedeed. Met een schoolvriendin heb ik een dagje met Jaap gezeild en ook met ons gezin hebben we al zeilend tijd op het water doorgebracht. Er was wat weinig wind, en Jaap en ik hebben heel hard in de zeilen geblazen. Helaas zonder resultaat. Hij legde later uit waarom dit blazen van ons in de boot geen enkel effect had. En wat aten we veel die dag. Ik weet nog goed wat Jaap's bijdrage was aan de 75e verjaardag van zijn moeder, mijn oma. Het was een lied dat me bijblijft, ook al is het decennia geleden, het lied zat gewoon goed in elkaar. Jaap zat vol leven, betrokkenheid en humor. Dank aan jou, Jaap. En alle goeds en liefs voor Wilma, Jelle en familie en Faber.