“HAAL HET DOEK MAAR OP”
Om te verduidelijken hoe mijn serieuze hobby, het amateurtoneel is ontstaan, moet ik even teruggaan naar mijn vroege jeugd. In mijn geboorteplaats Hilversum was mijn vader lid van het zangkoor van de Clemenskerk. Muziek was in ons gezin erg belangrijk. Dus ik volgde zijn voorbeeld en sloot mij aan bij het jongenskoor van de Sint Vituskerk. Mijn pianoleraar deed een goed woordje voor me en zo mocht ik meezingen in het KRO-kinderkoor “de Karekieten” onder leiding van Willy François. Naast de normale optredens zongen we ook wel in het zaterdagmiddag jeugdprogramma “de Wigwam”.
Toen ik, zoals gebruikelijk bij de overgang van knaap naar jongeman, de baard in de keel kreeg kwam er een eind aan mijn optreden als jongenssopraan. Samen met Alexander Pola vroeg Jan de Cler mij lid te worden van het hoorspelteam om een rol te vervullen in de uitzending van toen bekende jeugdboeken. Mijn belangstelling voor toneel was toen een feit.
De anekdote, die ik wil vertellen dateert uit de tijd, dat ik lid was van het amateurtoneelgezelschap “De Hilversumse Rederijkerskamer”. Naast onze voorstellingen in Theater Gooiland moesten wij, om goede regisseurs, onze repetitieruimte en de huur van decors te kunnen bekostigen, de boer op met zogenaamde uitkopen voor scholen, bejaardentehuizen en verenigingen in meestal kleinere dorpen met een toneelzaaltje in een buurthuis of de aula van de plaatselijke school. Dit fenomeen leidde ons ook naar Emmen, waar het bestuur van de Joodse Culturele Vereniging ons vroeg op te treden tijdens hun jaarlijkse feest.
Intussen was ik ook toegetreden tot het bestuur van onze vereniging en verantwoordelijk voor de repertoirekeus. Volgens gebruik bij een aanvraag ging ik samen met de regisseur naar de aanvrager om de keuze van de voorstelling te bepalen. We werden ontvangen door de heer Jacobs en bespraken samen de repertoirelijst van eerder door ons gespeelde toneelstukken. Zijn oog viel onmiddellijk op het toneelstuk “De muren van Jericho”. Voor hem was het een uitgemaakte zaak, dat moest het worden. Wij vermoedden onraad en nodigden hem daarom uit om een voorstelling van het stuk bij te wonen of eventueel door middel van een tekstboek kennis te nemen van de inhoud van het stuk.
Met een knipoog naar de Bijbelse vertelling gaat het stuk over volharding en vertrouwen en hoe uitzichtloos ook: er is altijd een oplossing. Het eerste bedrijf begint met een hardhandig verhoor van Joshua door een SS-officier (mijn rol). In het vervolg ontstaat tussen de gevangene en de cipier echter een toenemend begrip en respect en de soldaat verzwijgt zelfs zijn ontsnapping. In het derde bedrijf, dat speelt tegen het einde van de oorlog vindt de vluchtende SS-er onderdak en een schuilplaats bij Joshua.
Een schitterend gegeven, maar zeker geen blijspel.
Nu naar de voorstelling.
Inderdaad in de eerder beschreven accommodatie met dit verschil. Er waren geen rijen, maar tafeltjes met de toeschouwers er omheen. De voorzitter opende met de volgende veelbelovende aankondiging:
“Vanavond treedt voor U op het Gooise Toneelgezelschap, bekend van radio en televisie (verkopen kon hij wel) met het stuk ‘De muren van Jericho’. Ik verzoek U allen Uw stoel naar het toneel te draaien; ook die meneer daar, die hardnekkig met zijn rug naar het toneel blijft zitten. Waarop de vrouw van de man de voorzitter snel corrigeerde: “Die man is doof; zo hoort hij het beter”.
Enfin, het doek ging op en het geroezemoes begon. Er werd meer met elkaar gesproken, dan naar het toneel gekeken. Van de nood werd een deugd gemaakt! Bij open doek en met het licht in de zaal ontstoken werden loten verkocht en drankjes en bitterballen uitgedeeld. Zo kwamen we bij de pauze. Ik vroeg de regisseur: “Kunnen we van dit stuk ook een blijspel maken”. Zijn commentaar: “We hebben hem gewaarschuwd”.
Na de pauze ging het beter en slaagden wij er alsnog in de zaal muisstil te krijgen. Na de voorstelling en de gebruikelijke bloemenhulde konden we toch veel complimenten incasseren.
De voorzitter bezocht ons nog even in de kleedkamer en sprak de gedenkwaardige woorden: “Voor de rest van de avond bent U natuurlijk onze gast”. Wij keken elkaar veelbetekenend aan, maar ons optimisme werd meteen getemperd. “Al bent u geen Jood, u mag toch op ons feest blijven, maar de consumpties zijn natuurlijk wel voor eigen rekening”.
Een optreden, dat ik niet makkelijk zal vergeten.
Jos Herman