In Ors (Fr.), waar Wilfred Owen neergeschoten werd en begraven ligt, schreef Koen in mijn boek over de Sommeslag deze opdracht: 'Voor C.S., mijn trouwe en goede vriend en reisgenoot langs de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog'.
Allicht kwam Koens grootste talent wel daar op neer, dat hij moeiteloos expertise wist te versmelten met menselijkheid en aanspreekbaarheid. Steevast kwam hij bij mij veeleer als een warme reisgezel dan als een docent over. Dat was zijn naturel, en het ging hem erg goed af.
De poëziebloemlezing We werden honderd jaar ouder. Dichters over de Eerste Wereldoorlog (Davidsfonds), die ik niet lang geleden zelf publiceerde, had beslist mogelijkheden geboden tot een verdiept contact met Koen over de hartroerende getuigenissen van zoveel dichters. Alleen, het heeft niet kunnen, noch mogen zijn. Om maar te zeggen dat ik Koen blijf missen.
'Alles wat mensen
hier lieten heeft de wind gretig uit-
gewist voor een grijzer en schoner beeld', schrijft Anna Enquist in haar Soldatenliederen. Het is een tekstflard die ik gebruikte als een van de motto's voor mijn boek.
De woorden treffen me, omdat ze van toepassing blijven op een Oorlog die Koen zowel als mezelf diep raakte en verbijsterde. Dat doet oorlog met mij trouwens altijd. Nu zowel de Oorlog die wij 'Groot' noemden, als Koens leven in de tijd en de herinnering terugwijkt, wil ik alles graag verder blijven zien zoals Enquist het omschrijft: als een beeld dat weliswaar vervaagt en vergrijst, maar uitgerekend daardoor aan schoonheid en patine wint.
'Een blauwig aquarel van mildheid en van vertes. Behoud niets
Tenware die.'
Zo klinkt de getroebleerde soldaat-dichter Ivor Gurney, die Koen erg na aan het hart lag, in mijn persoonlijke hertaling van het gedicht Memory, let all slip. In dat aquarelpalet, die mildheid, die vertes wil ik de herinnering aan Koen blijven koesteren. Ze is mij veel waard.
Een warme groet aan u,
Chris Spriet, Brugge.