Toen Hans lid werd van De Windhappers (toen nog in Leidschendam) haakte hij, na de eerste beginselen van het kanovaren te hebben geleerd, al snel aan bij een groepje leeftijdgenoten van Ruud, Ferd, Theo en mijzelf.
Die eerste jaren ondernamen we heel veel tochten. We zwierven in groter of kleiner verband door de Horsten, ontdekten oude eb-en vloed kreken. Wildwater varen. Bergwandelen. Je kunt er wel een boek mee vullen.
Al die activiteiten namen zoveel tijd beslag dat Hans stopte met kanopolo dat hij tot dan fanatiek beoefende. Mede oorzaak was dat spieren door kanoën en waterpolo op een totaal andere manier werden belast wat soms bijna tot blessures leidde. Hij heeft van zich zelf toen een keuze moeten maken.
Hans en ik hadden veel gemeen als het gaat om sportiviteit en perfectionisme. Omdat Hans de kano-techniek tot in de perfectie wilde beheersen vonden we elkaar daar ook in omdat ik aan wedstrijdvaren had gedaan. Zo gingen we gezamenlijk erop uit in een oude 2persoons wedstrijdkano om de techniek niet alleen in woord te delen maar ook door te oefenen en daarvoor simultaan in die boot te varen en dezelfde bewegingen te maken. Soms best spannend in dat toch minder stabiele schip. Maar ik heb nog nooit daarvoor en daarna zo’n ijverige peddel-leerling gehad. Soms klaagde hij later wel eens dat zijn kano-bodem bij zijn voeten sleet. Blijkbaar was hij zo grondig een onderdeel van de peddelslag, het fietsen genoemd, aan het beoefenen dat bij zijn voeten slijtageplekken in het polyester ontstonden.
Van al die tochten die we hebben gevaren is er één me extra bij gebleven: we voeren vanaf het botenhuis (toen al bij de Uithof) door de Haagse grachten naar Scheveningen waar we naar zee overdroegen. Vandaar volgden we kust tot Naaldwijk. Daar droegen we weer over naar het Westland en konden zo de club weer bereiken. Hans voer gewoon in zijn Flux, een kano die niet voor zee is ontwikkeld. We deden dat gewoon. Tegenwoordig zou je de zee bevaren in een wetsuit met zwemvest aan. Maar Hans zie je in zijn favoriete bergsportoverhemd zitten. Qua voorzorgen voor veiligheid moesten we toen nog veel leren. De zee was toen niet heel ruw maar toch best woelig. Maar we genoten die dag bijzonder. Niet in het minst omdat we zo’n mooi rondje hadden gevaren.
Nadat ik in 1990 naar Wormer verhuisde verminderde de gezamenlijke tochten. Maar we bleven altijd contact houden en konden aan de telefoon hele tijden discussiëren over kano’s, kanoboeken en alles wat met kanoën te maken had. Ook vond hij in mij een gesprekspartner als hij aan het brainstormen was over bijvoorbeeld zijn vouwbare pizza-oven.
Ook organiseerde hij wel een paar keer een tocht met Windhappers naar “onze achtertuin” in Wormer en zo kon het gebeuren dat we een keer met een hele ploeg Windhapper-peddelaars Chinees eten bij ons thuis lieten komen.
Wat ook een keer in die tijd gebeurde was dat Hans met een groepje Windhappers van Den Haag naar een waddeneiland zou varen. Ik was er niet bij want ik woonde al in Wormer en was aan het werk. Maar ik was heel verbaasd toen ik ‘s-avonds een keer door Hans werd gebeld vanuit Harlingen. Ze hadden op he IJsselmeer best zwaar weer gehad. Hij was er klaar mee en had besloten in Harlingen te stoppen. Of ik hem en zijn kano met de auto kon ophalen? Dat heb ik uiteraard gedaan. Ik vond het heel moedig dat hij blijkbaar zijn grenzen had gevonden en daar eerlijk voor uitkwam zonder zich iets van de ploeggenoten aan te trekken.
Waar Hans en ik ook van genoten hebben is een flinke dagtocht met onze 2 AnasAcuta-zeekano’s door de Zaanstreek. Dat heeft hij nog vaak gememoreerd bij mij. En ook dat we dat nog eens moesten doen. Ik heb hem dan aldoor aangemoedigd daarvoor eens samen een datum te prikken. Maar op de een of andere manier was er voor hem altijd een reden om dat niet te doen. Het kan zijn dat hij inmiddels, de laatste 10 jaar, zoveel andere activiteiten had ontplooid dat hij er geen tijd voor vond. Maar hij zei altijd, als hij nog niet wilde plannen, dat hij eerst weer in conditie moest komen, of dat hij zich niet zo fit voelde. Kan ook zijn dat de versleten heupen hem parten speelde. Of misschien sluimerde er toen toch al iets anders in hem wat hem nu fataal is geworden. In ieder geval kreeg ik de indruk dat hij alleen met mij wilde varen als hij zich op zijn best kon laten zien. Ook al verzekerde ik ik hem nadrukkelijk dat ik het ook prettig vind om langzaam te varen en dat het niet persé snel moet gaan van mij.
Ik heb Hans altijd bijzonder gewaardeerd en mis hem en zijn vriendschap nu al. Hij was een trouwe kameraad waar ik altijd gelijk mee “on speaking terms” was, ook al hadden we elkaar een tijdje niet gesproken.
Ik heb ook van hem geleerd hoe je kunt genieten: gewoon op een terras in de zon met koffie of een biertje. Want een Bourgondiër was hij beslist ook. En een Heer van Stand!