Na vier lange jaren was het moment eindelijk daar: de hele familie bij elkaar, en vandaag zou jij, Pa, centraal staan. Althans, dat dachten we. Maar zelfs op deze dag hield de dirigent van jouw leven de baton strak in handen, waarbij zij bepaalde wie er welkom was in dit orkest. Want ja, de dirigent, met haar eigen visie en regels, had besloten dat niet iedereen het privilege had om erbij te zijn. Zelfs jouw bloedeigen dochter en kleindochter werden verbannen, niet langer passend in het plaatje van haar ideaalbeeld. Zij had in haar ogen niet genoeg “haar best gedaan” en was voorgoed uit het orkest gezet. Wat ik er ook over zei, hoe hard ik mij inzette om haar te overtuigen, het maakte geen verschil. Onmenselijk noemde ik het nog. Helaas, het bleef zoals het bedacht was.
Deze rigide houding overviel ook ons. Jouw andere dochter Sophie , jouw schoonzoon (ik dus), en jouw drie andere kleinkinderen—die zonder waarschuwing uitgesloten werden, alsof wij in de ogen van de dirigent niet meer bestonden. In haar overtuiging zou jij dat gewild hebben, dat jij ons niet meer wilde spreken. En toen Sophie, jouw dochter, en jouw kleindochter Roos onverwacht op de stoep verschenen, wist je van niets. De alzheimerkaart werd vliegensvlug ingezet door de dirigent. Alles werd weggeredeneerd als een vergeetachtige wending, alsof jij het je plots niet meer kon herinneren.
De afgelopen jaren waren bizar, bijna onmenselijk. Als we belden nam de dirigent op en was je niet in de buurt. Er werd geen ruimte geboden voor dialoog, geen enkel gebaar van medeleven of communicatie, zelfs niet wanneer wij mijlpalen of verlies meemaakten. Geen felicitatie op verjaardagen, geen condoleance toen Sophie’s moeder overleed. En zelfs toen jouw diagnose kanker kwam en de klok genadeloos tikte, werd er niet gebeld. De dirigent hield zich stil, de menselijkheid tenietgedaan.
Na verloop van tijd kregen we toestemming om, op afspraak en alleen wanneer het de dirigent schikte, toch nog een laatste blik op jou te werpen. Twee weken geleden zagen we elkaar weer, en jij zei tegen mij: “Nop, goed je te zien.” Die woorden, zo simpel, maar zo vol betekenis. Je zei nog: “Ach, ik moet hier even bovenop komen.” Een week later probeerden we opnieuw. Sophie wilde je dat weekend zoveel mogelijk bijstaan, maar nee. De dirigent had weer haar eigen muziek bedacht en ons werd verteld dat we zondag wel konden komen.
Maar Pa, die zondag haalde jij niet. We werden ‘s morgens gebeld: je was er niet meer. Dertig minuten later stonden we aan jouw bed, in een scène die voelde als een slechte film. De dagen erna waren zwaar, onverteerbaar. De dirigent zorgde ervoor dat het orkest ook op jouw laatste moment gebroken bleef. Een eenzame zanger en zangeres namen het over, en zo eindigde het lied abrupt, met het orkest uiteengereten, alle melodieën verstomd.
De afgelopen week vroeg de dirigent nog of, en wat jouw dochter ter nagedachtenis van je wilde hebben. Jouw persoonlijke ring, met daarin het familiewapen, was wat ze vroeg. De dirigent stemde toe, die ring mocht ze hebben. Maar plots zagen we de ring om de vinger van de dirigent. In een ogenblik was ze van gedachte veranderd: deze ring, die er al was voordat de dirigent überhaupt in jouw leven was, werd door haar tot trouwring verklaard. Sophie mocht hem pas hebben na haar overlijden, zo werd gezegd. Verdriet, ongeloof en verwarring overspoelden ons en met die gevoelens zijn we vertrokken.
Rust zacht, lieve Pa. Ik hoop dat er boven waar nu ook Gerda is, een betere toon klinkt.
Kus Norbert