Ha die Teus hier Michèle
Héy! Hallo! Met iets van een vraagteken....vol verwachting ook...
Zo begroeten wij elkaar sinds 1979, vanaf de dag dat Teus mij opbelde toen ik net in Haarlem was komen wonen.
Ha Michel’ je kent mij vermoedelijk niet maar ik ben Teus. Zullen wij binnenkort eens wat gaan drinken samen? Jij studeert toch beeldhouwen? Ik ben ook beeldhouwer. En zo zaten wij even later midden op de dag in het kloosterduister aan een tafeltje met een Perzisch kleedje aan de koffielikeur met slagroom in Taverne Peter Cuyper in de kl. Houtstraat 70. ‘Ja want dat drink ik hier altijd met Jan. Jan maakt ook beelden’, vertelde ze.
Dat was het begin van onze vriendschap én familieband en al gauw kwam ik erachter dat Teus iemand was die ik enorm had gemist in mijn jeugd. Zoals ik later leerde dat ook Frans iemand moet zijn geweest die ik zo heel graag had leren kennen. Maar Frans stierf al voor mijn geboorte. Mijn familie was verhuisd vanuit het westen naar Groningen waar ik opgroeide zonder te weten of te kennen, wat zo zonde was! Frans was het neefje van mijn moeder. Oftewel mijn oma Bep en zijn moeder Trees waren zussen.
We koesterden onze familie band en ondanks dat we geen bloedverwanten zijn voelt Teus als familie. Onze verwantschap ontwikkelde zich zo natuurlijk en vanzelfsprekend gedurende de jaren daarna. In een kleine hoekje van onze levens kruisten we elkaar, raakten we elkaar en deelden we verhalen en belangrijke momenten.
Wisselden we familiegeschiedenissen en verontwaardiging, verbazing en gemis uit. Soms zei ze dat ik een beetje op Frans leek. Ik weet het niet. Nadat mijn Hans was overleden deelde ze vaker haar herinneringen aan Frans, vertelde ze over hun academie tijd, de oorlog, Indië, over zijn ontwerpen en zijn plotse dood juist toen alles goed zou komen en haar overleven. Ze deelde die verhalen ook met mijn oudste zoon Gustan en schonk hem Frans’ z’n soldatenkist met inhoud.
We belden, we spraken af of kwamen elkaar bij toeval in de stad, op de fiets, midden op straat of in de DEKA markt tegen en zetten daar ons gesprek gewoon vrolijk voort.
Intense momenten beleefde ik met Jan & Teus toen Hans en ik, Jan hielpen bij het ontruimen van zijn atelier.
En met Teus alleen, na Jan z’n dood, toen we de chaos op haar zolder probeerden te temmen. Hoe moeilijk dat ruimen en sorteren en afscheid nemen ook was er twinkelde altijd iets mee waar we vrolijk van werden, allebei. Maar Teus was dan ook erg grappig!
Plezier, ook samen met Jan. En samen met mijn Hans. Tijdens etentjes op tentoonstellingen -of in de Vishal waar we allebei lid van waren- ritjes maakten door de omgeving of naar Brielle, of stilhielden bij beeldhouwwerken buiten om die aan een scherp en kritisch en hilarisch oog te onderwerpen.
Maar ook jaren later wanneer ik haar begeleidde naar doktoren en onderzoekjes in ziekenhuizen, voor haarzelf (of voor haar poes) tot op haar laatste adres was er hoe klein ook altijd die kwinkslag, die guitigheid die tussen alle bezorgdheid en verwardheid of pijn of verdriet heen drong en kon ik haar geruststellen. Als ze zich met haar blik - haar donkere ogen onder die borstelige wenkbrauwen- aan de mijne vasthaakte, was er contact en konden we na het snikken gewoon zomaar wat geinen en lachen. Dat deden we tot op het allerlaatst, totdat de wolken in haar hoofd het overnamen en zelfs soms daar dwars doorheen.
Teus schreef jaren geleden na haar tia op een groot vel: voor Michèle voor na mijn dood’ en legde deze in de houten blauwe gereedschapskist met daarin de zelf gemaakte beeldhouwgereedschappen van mijn overgrootvader Antonius Hertog. Frans had hem geërfd en Teus werkte er sindsdien mee. Toen ik haar jaren later hielp bij de ontmanteling van haar eigen atelier aan het Spaarne vond ze het welletjes en schonk ze mij die kist. De brief ligt er nog steeds in samen met haar kleistof van jaren. Soms gebruik ik een beitel en ben ik mij bewust van ‘hun’ geest die er nog in rondwaard. Teus en ik hadden het plan om een portret van elkaar te maken maar het kwam er steeds niet van en op een gegeven moment had ze geen zin meer om iets te maken. Maar het gaf niet, ons plan was al goed op zichzelf en gaf plezier.
Haar initiatief om mij te bellen toen en de bijzondere rol die Teus mij later in haar leven heeft gegeven is bijzonder en ontroert mij. Haar leven net als haar sterfdatum staan in mijn geheugen gegrift. Het is toeval maar een goede vriend zei mij ‘toeval is logisch’ want Teus is gestorven op de sterfdag van Hans.
Voor haar warme aandacht en vrolijkheid, haar kalme en relativerende levenshouding en de hartelijkheid waarmee ze mij introduceerde in haar leven met Jan – en haar herinneringen aan Frans deelde ben ik haar oneindig dankbaar. Ze heeft mijn bestaan verrijkt en er iets aan toegevoegd wat ik had gemist. Ze heeft mij zonder veel woorden of misbaar voorgedaan hoe je je als mens in het leven en als kunstenaar zonder bitterheid, ook na verlies moedig en vrolijk staande kunt houden.
Dag Lieve Teus