Het is een snoeihete middag in Hebron. Thomas, Julia en ik zijn ter voorbereiding van onze voorstelling 'De Liefste' met Huis aan de Amstel op reis in de Palestijnse gebieden. Die middag zijn we op bezoek bij Yusuf, zijn vrouw en dochtertje van een jaar of vier. We zitten in de schaduw onder de druivenranken. De vrouw van Yusuf serveert thee en verrukkelijke spinaziekoekjes. Yusuf vertelt over zijn leven, over de immense beperkingen die het bestaan in Hebron met zich meebrengen. Water, voedsel, scholing, theatermaken, reizen, speelgoed, alles is op rantsoen. Julia en ik stellen vragen, Yusuf vertelt, terwijl zijn dochtertje een beetje om hem heen drentelt. Thomas zit met een schetsboek in een hoek. Hij volgt het gesprek, knikt af en toe instemmend, uit met een kort zinnetje zijn verbazing, medeleven of afgrijzen en tekent ondertussen stilletjes verder. Als we uitgesproken zijn en Julia en ik murw van zoveel verhalen van onrecht op één middag afscheid nemen van Yusuf, scheurt Thomas het vel van zijn schetsblok en geeft het bijna terloops aan het kleine meisje. Het is een loepzuiver portret van haar waarbij ze bijna verdwijnt in de geruststellend zachte, omhullende vacht van een immense Sint Bernhardhond. Een geschenk van onschatbare waarde.
Het meisje is verguld en mij schieten de tranen in mijn ogen. Zoveel begrip, mededogen, humor, vriendelijkheid, eenvoud en liefde. In één woord: Thomas.
Dank je wel, lieve vriend, je was er, je bent er en je zult er altijd zijn.
Lieve Carla, Emiel, Alex en Tessa, wat droevig dat we niet samen met jullie het leven van Thomas kunnen vieren, maar in gedachten ben ik bij jullie en ik wens jullie alle goeds,
Heleen