22 mei 2015
Ik was blij, al heel vroeg een merel in de Laurierstruik. Mooi verstopt en ze dacht dat niemand haar zag. Gelukzalig in een prachtig nest vlak naast het voer voor de vogels buiten. De merel zong als eerste en eindigde onze dag met een laatste lied zoals alleen een merel zingen kan. Op een dag keek ik weer stiekem tussen de bladeren door op grote afstand vanuit mijn raam. De vogel was weg. Eerst denk je: ‘ze komt wel weer terug’ maar dat gebeurde niet. De drie blauwe eitjes werden koud en waren de volgende dag aangevreten door een ander dier. Ik vond een dode merel op straat. Ik weet niet of dit de vroege broedster was maar ik heb haar begraven. Vlakbij het nest. Ik werd er verdrietig van. Je weet dat het hoort bij de natuur, haar drie eieren hebben een ander beest gevoed en dan is de cirkel weer rond. De komende tijd zullen we veel geconfronteerd worden met nieuw leven in de natuur, dus ook met nieuwe dood. Geen seizoen waar leven en dood dichter bij elkaar liggen dan in de lente. Toch zien we de de lente als luchtig, beloftevol en blij. Een mooier moment om een klein beetje te begrijpen ‘waarom we doodgaan’ is er niet. Een mooi seizoen om troost te vinden in kleine dingen om ons heen. Dat eerste lege nest, ik hoop dat het opnieuw bewoond wordt. Het nest is te mooi om leeg te blijven staan. Ik heb de lege eitjes eruitgehaald en nog even tentoongesteld, zo prachtig van kleur. Het verlangen naar een gevuld nest is groot. Misschien werkt het met rouw ook wel zo: je houdt je nest op orde in de hoop dat de oorspronkelijke bewoner terugkomt. Later komt het besef dat het niet zo zal gaan. Of je maakt het nest dan zelf weer gezellig of er komen nieuwe bewoners. Wellicht niet deze lente maar dan misschien wel volgend jaar?
Loes Rooijakkers-Jeuken
Terug naar overzicht